Isabelle De Baets - Doorgelichte lichamen

Yves Velter heeft een fascinatie en een aanhoudende nieuwsgierigheid naar het fenomeen ‘mens’. Vanuit een sterke bekommernis om de menselijke conditie in de huidige samenleving, snijdt hij maatschappelijke vraagstukken aan in zijn werk. Dit gebeurt steeds vanuit een verlangen om complexe zaken bespreekbaar te maken en ter discussie te stellen. Het merendeel van zijn werk gaat over de basisbehoefte van de mens om te communiceren, over fundamentele eenzaamheid, onmacht en kwetsbaarheid. Yves Velters’ beelden lijken op indringende wijze duidelijk te maken, dat echte communicatie kostbaar en zeldzaam is.

In zijn poetische doch macabere universum dwalen menselijke figuren rond die een opvallende gelijkenis vertonen, namelijk dat ze geen of nauwelijks contact kunnen maken met elkaar en met hun omgeving. De figuren zitten in zich zelf besloten en krijgen daardoor iets ondoordringbaars en ondoorgrondelijk. Er hangt mysterie aan vast, maar evengoed ook een gevoel van vervreemding, dat vaak neigt naar het ‘unheimliche’.

De mens als ambigue wezen, vol van tegenstrijdigheden, wisselende gemoedstoestanden, verlangens en angsten blijft Velter in het bijzonder bezig houden. “Het ‘Ik’ heeft vele gezichten”, aldus Velter.” Je kan denken dat je iemand kent, en dan zie je die persoon contact maken met iemand anders en krijg je plots een heel ander facet van hem te zien.” Over dat kluwen van ‘personae’ dat in de mens vervat zit, en de complexe zoektocht naar de vruchtbare relatie van het ‘ik’ met de ‘ander’ is het hem steeds weer te doen.

Sedert 1997 hanteert Velter een louter abstracte -vrij technische- beeldtaal om dit thema vorm te geven, die vanaf 2004 naar een meer figuratieve vormentaal is geëvolueerd. De abstracte voorstelling van de menselijke figuur is daarin steeds als uitgangspunt en centraal motief gekozen. Telkens plaatst Velter een huidskleurig of zwart silhouet van een menselijke figuur tegen een licht getinte effen achtergrond, die het isolement van de figuur nog lijkt te versterken. Ze verschijnen naakt of gehuld in een zwart plunje. Ieder spoor van individualiteit is eruit verdwenen. Bovendien komt de nadruk volledig op de compromitterende houding of handeling van de geïsoleerde figuur te liggen. We zien telkens weer een mens die in kritieke toestand verkeert, en we kijken machteloos toe.

Opvallend is ook dat veelal de ogen en de mond in het aangezicht van de meeste figuren ontbreekt. Wat hen niet alleen contactgestoord maakt, maar ook een bevreemdend en angstaanjagend karakter verleent. De figuren lijken gedoemd te zijn om voor altijd wezenloos en zwijgzaam voor zich uit te staren en nooit meer contact met de ander te maken.

Bij sommige figuren werd een poging ondernomen om de zwijgzaamheid te doorbreken, -zoals in ‘de Goudkotser’(2008) of in ‘de Inktkotser’(2008). In beide werken opent een rechtopstaande figuur de mond, echter niet om te praten, maar wel om zich te bevrijden van hinderlijke overlast. Bij andere wordt dit in zich zelf gekeerd zijn juist nog geaccentueerd – in ‘Antidote III’(2005) zit een naakte figuur gevangen onder een immense schildpadschaal.

Yves Velter confronteert ons voortdurend met het fysieke lichaam als omhulsel of container, waarin tegenstrijdige gevoelens en emoties, verlangens en angsten in opgeslagen zitten. Nu en dan, gepland of totaal onverwachts, kunnen ze aan de oppervlakte komen. Velter gaat op zoek naar die verborgen onbekenden, en zijn eigen lichaam lijkt daarbij een evident vertrekpunt en inspiratiebron zoals in het zelfportret ‘Unveiled’ tot uitdrukking komt.

Dit fenomeen wordt nog versterkt door de holten en openingen van dat lichaam op een onverwachtse manier op te roepen. De oogholten verschijnen als lege zones of zijn met letters bekleed, uit de mond stijgen mysterieuze belletjes op of storten vreemde vloeistoffen neer. Deze zorgvuldig uitgekozen elementen maken deel uit van Velters’ plastisch alfabet. Ze breken het beeld open en duwen het in een bepaalde richting.

In ‘Soulwind’(2008) ligt dit keer een vrouwenfiguur in zwart gehuld, weerloos met gestrekte armen bovendop het dak van een huis. Het gezicht zit verscholen achter een transparant doek. Dit beeld spreekt opnieuw op een treffende manier over discommunicatie en machteloosheid. De ongewone, bevreemdende situatie die we in dit beeld -en telkens in zijn beelden- te zien krijgen, brengt ons abrupt tot stilstand. Ze werpt ons op doeltreffende wijze op onszelf terug en confronteert ons met onaangename gevoelens van menselijke kwetsbaarheid en isolement.

30 november 2009, Gent.

Frederic De Meyer (THEARTCOUCH.BE) - Parfum van het vergetene

Na zijn tentoonstelling ‘De beïnvloeiingen’ in Hasselt verhuist het werk van Yves Velter vanaf vandaag naar Shoobil Gallery in Antwerpen, ditmaal onder de noemer ‘Parfum van het vergetene’. Een selectie werken van de laatste drie jaren, waarin Yves Velter voortborduurt op de thema’s die hij als leidraad doorheen zijn werk koestert: psychologische vragen die niet noodzakelijk een antwoord hebben, of behoeven, de menselijke relaties en onderlinge verhoudingen.

Elk werk mag dan nog een eigen verhaal vertellen, ze vormen samen een oeuvre dat zeker niet aan coherentie ontbreekt. Yves Velter spreekt zelf liever van ‘één verhaal met verschillende hoofdstukken’, die aan elkaar worden geweven aan de hand van terugkerende motieven en symbolen, waar bij mondjesmaat nieuwe aan worden toegevoegd. Dit maakt het ongemeen spannend om de evolutie van zijn oeuvre te blijven volgen.

Het pièce de résistance van de tentoonstelling wordt ongetwijfeld het monumentale ‘Gaze of hesitation‘ uit 2013. Dertien in maatpak geklede mannen en vrouwen die rond een tafel waarin een oceaan lijkt te broeien vergaderen. Op het eerste zicht niets speciaals, het had een momentopname kunnen zijn van om het even welke ministerraad of zaken-onderhandeling waar ook ter wereld. Bij nader inzien wordt het de kijker echter wat meer ongemakkelijk gemaakt. Wat is het doel van deze vergadering? De houdingen en de relatieve afstanden tussen de personages aan tafel lijken te suggereren dat ze elk een andere, tegenstrijdige agenda hebben. Het water – de oceaan- tussen hen is misschien te diep. Waar hebben ze het over? Iets dat de kijker aanbelangt, dat zeker, maar waar de onderhandelaars liever niet van hebben dat de kijker het weet. Beslissingen worden boven hoofden genomen van de belanghebbenden. De toeschouwer is al bij al machteloos.

Van een universeel thema als dat hierboven kan Yves even makkelijk naar het persoonlijke switchen, zo getuigt het werk ‘Parfum van het vergetene’, dat zijn titel aan de tentoonstelling meegaf. Een man zit op het bovenstuk van een oude ronde fauteuil, van deze die men vroeger wel vaker -misschien nu nog- in musea aan kon treffen. Referentie naar de kunstwereld. Het gezicht van de man is vervaardigd uit gaatjeskarton, een regelmatig terugkerend medium dat verwijst naar de achterwand van de kleerkast uit de jeugd van de kunstenaar. Het staat symbool voor het verborgene, dat wat netjes wordt opgeborgen. Het is de kunstenaar die zijn rol in de kunstwereld bevraagt, maar tegelijk zichzelf als kunstenaar. Welke betekenis heeft hij in een wereld zonder antwoorden? Hij kijkt de toeschouwer frontaal aan, een beetje uitdagend, als zou hij de vraag aan de toeschouwer stellen, misschien een antwoord van hem verlangend…

Parfum van het vergetene’, een mooie selectie van recente werken in een oeuvre dat volop in opbouw is.

Stef Van Bellingen - l’Oubli extatique

Wanneer men in het universum van het kunstwerk wordt gezogen om als in een roes het besef van tijd en ruimte te verliezen, spreken Yves Velter en Stief Desmet van ‘L’oubli extatique’. Antecedenten van deze ervaring zijn terug te vinden in de filosofie van Henri Bergson, de geschriften van Marcel Proust en met het Stendahl-syndroom wordt het zelfs een ontregelend somatisch fenomeen. In tegenstelling tot deze overweldigende schaal ontkiemt de fascinatie van beide kunstenaars niet uit Grote Verhalen. Veeleer groeit die uit de ontvankelijkheid voor persoonlijke gebeurtenissen of uit de rijkdom die bescheiden materialen bieden. Vertrekkend vanuit het particuliere ontwikkelen ze elk een onderscheiden beeldtaal waarin het fenomeen van de tijd in zijn cyclische gedaante een hoofdrol speelt.

In het oeuvre van Yves Velter vormt de spanning tussen vergeten en herinnering; ontoegankelijkheid – en de ontsluiting ervan, een leidmotief. De werkelijkheid manifesteert zich als een sluier en willen we ons inzicht verdiepen of onze ervaringswereld verruimen, dan dient ze gedecodeerd te worden. Yves’ kunstwerken zijn om die reden ideografisch van aard, hij creëert dus een beeldschrift om moeilijk afbeeldbare zaken en abstracties te visualiseren. Daarbij maakt hij gebruik van een paradoxale strategie: precies door weg te halen, laat hij méér zien. Zachtmoedig wordt de huid van de dingen gestroopt om te reveleren wat zich onder het oppervlak en achter de facade bevindt. Steeds stelt hij de broze existentiële positie van de mens centraal, wat zich vertaalt in weloverwogen figuratie. Vormelijk kenmerkt zich dit in een economische lijnvoering, de reductie van kleur of expressiviteit van de toets en compositorische helderheid – ontdaan van elke ruis. Desalniettemin creëert hij daarmee een atmosfeer van vertwijfeling omdat ook het ongekende gesymboliseerd wordt in zijn werken.

Stief Desmet boort het potentiëel van het bestaande aan, hij is een intuïtieve sprokkelaar, een sampelaar van beelden. Inhoudelijk focust zijn onderzoek en interesse naar de complexe verhouding tussen mens en natuur. Om de ontstane leemte in die verstoorde relatie te overbruggen, produceert de mens surrogaten allerhande en worden we geconfronteerd met ‘survivals’ van het oorspronkelijke. Met dit residu gaat de kunstenaar aan de slag: hij eigent zich het materiaal toe, ontwricht en herformuleert het, zodat onverwachte associaties ontstaan en hij nieuwe betekenissen genereert. Zoals in de roman ‘Rayuela. Een hinkelspel’ van Julio Cortazar daagt hij de toeschouwer uit met alternatieve verhaallijnen met onvermoede leesmogelijkheden. De connectie tussen het bronmateriaal en het bewerkte resultaat zorgt voor een materieel en intellectueel conflict. Hiermee nodigt Stief Desmet uit de tot reflectie over oorsprong, authenticiteit of manipulatie en de positie die het esthetische daarbij inneemt.

De beeldconstructies van beide kunstenaars getuigen hoe onze kijk op de werkelijkheid, ons geheugen en identiteit in feite metaforische constructie zijn. Ze gaan niet alleen de dialoog aan met elkaar maar evenzeer met de bijzondere locatie van Gallery White House, een voormalig hospitaal met een pastorale context.

Martin Desloovere - Taal die verzwijgt, licht dat verduistert

In een vroege fase van zijn ontwikkeling als kunstenaar onderzocht Yves Velter in zijn schilderijen de ‘wereld van het beeld’ via wetenschappelijk tekenen. Het onderzoek van wat een beeld voor hem betekende en een eigen beeldtaal vinden stonden centraal. Na enkele jaren verschoof de kunstenaar zijn belangstelling naar een ander soort onderzoek: dat van de mens. Vooral de geestelijke, psychologische ‘werking’ van het individu kwam centraal te staan, alleen of in zijn of haar confrontatie met ‘de ander’. Al is dat misschien wel grotendeels hetzelfde, met Rimbauds “Je est un autre” in gedachten, een uitspraak die overigens bijzonder van toepassing is op heel Velters oeuvre. Zelf ‘mankementen’ verzinnen en inbouwen, zoals in zijn wetenschappelijke tekeningen,  hoefde voortaan niet echt meer: de mens vertoont op allerlei vlakken zo al genoeg (interessante) gebreken – of op zijn minst toch ‘merkwaardigheden’.

De figuren die Velters schilderijen sindsdien bevolken, worden vrij rudimentair weergegeven, meestal gehuld in een neutrale zwarte kledij. Slechts af en toe verschijnt een figuur (half)naakt. Maar dat ‘zich blootgeven’, letterlijk lichamelijk en/of figuurlijk mentaal, is zelden een evidente aangelegenheid voor Velters personages: op enkele uitzonderingen na geven hun gelaatstrekken – voor zover zichtbaar – en hun rustig en gecontroleerd ogende algemene houding geen of slechts minieme aanwijzingen over wat zich binnenin hen afspeelt.

De gezichten zijn door de kunstenaar vaak volledig onzichtbaar gemaakt, vervangen door spiegels, stukken geperforeerd hardboard of fragmenten van brieven, handgeschreven in blauwe en rode inkt door een tante van Velter die aan een zware vorm van autisme leed. Het zijn symbolen geworden die als beeldend alfabet te beschouwen zijn.

In andere gevallen is het gelaat slechts heel rudimentair weergegeven, met enkel de ogen duidelijk uitgetekend. Maar die ogen laten zich niet interpreteren als de traditionele “spiegels van de ziel”: ze laten zich (schijnbaar) wel letterlijk lezen doordat Velter er enkele woorden uit de voornoemde brieven heeft in aangebracht. Eenduidig of toegankelijk zijn die woorden echter zelden en in elk geval ontbreekt een (talige) context die meer zou kunnen vertellen over wie de figuren precies zijn, wat ze denken en voelen, wat die woorden betekenen. Net via deze werkwijze slaagt de kunstenaar erin zijn personages universeel herkenbaar te maken en het in zijn schilderijen te hebben over aspecten van een fundamentele ‘condition humaine’.

Theater van de imperfectie

De term ‘personage’ is al enkele keren in deze tekst opgedoken, uiteraard niet per toeval. Het werk van Velter vertoont immers een onmiskenbare theatraliteit (in de wezenlijke betekenis van dit begrip, zeker niet in de dagelijkse zin van “overdreven, op goedkoop effect belust vertoon”). Zijn figuren presenteren zich veelal in het midden van een gestelde handeling. Soms hebben ze zich zelfs getooid met dierenmaskers en –verkleedkostuums. Ze worden geplaatst in een omgeving die meestal nogal abstract, ondefinieerbaar, onbestemd oogt. Het gaat om een soort vacuüm waarin die personages weinig houvast vinden, zoals in het theater van Samuel Beckett (aan wiens personages de ‘Velteriaanse mens’ in het algemeen zeker ook verwant is). De ruimte in Velters werk lijkt vaak op een kaal toneel, het podium van een zich algemeen voltrekkend theatrum mundi, waarin de veelbelaagde mens zich staande probeert te houden, soms samen mét anderen, maar meestal alleen en zelfs wel eens tegen de anderen in.

Wisselwerking en communicatie tussen verschillende optredende figuren blijken immers een nogal moeizame onderneming. Met dit thema toont Velters ‘theatrale’ werk zich niet enkel geestesgenoot van Beckett, maar zo mogelijk nog meer van Harold Pinter. (De schitterende repliek uit diens toneelstuk Old Times – “There are some things one remembers, even though they may never have happened.” – gebruikte Velter trouwens eerder als motto in zijn boek The Often Overlooked and Everyday Observed uit 2011.) Traditioneel werd over Pinters toneelstukken gezegd dat ze gingen over “de onmogelijkheid om te communiceren”. Al vroeg in zijn carrière ging Pinter hier tegenin:

“I believe the contrary. I think that we communicate only too well, in our silence, in what is unsaid, and that what takes place is continuous evasion, desperate rear-guard attempts to keep ourselves to ourselves. Communication is too alarming. To enter into someone’s life is too frightening. To disclose the poverty within us is too fearsome a possibility” (Writing for the Theatre, 1962)

Ruim een halve eeuw later weten we dat beide mogelijkheden zich haast samen kunnen laten gelden: een mens verlangt naar en is tegelijk bang voor diepgaande communicatie over fundamentele aspecten van zijn wezen en leven, zijn gevoelens en verhalen. Die dubbelheid zit zeker vervat in Velters schilderijenpopulatie.

Zo zijn er de mensen die hun woorden in hun ogen of hun hele gezicht dragen, maar niet voldoende openheid kunnen of willen verschaffen om die woorden echt te laten spreken. Zo zijn er anderen die zich de huid afstropen om (de taal van) hun diepste bekommernissen of emoties te tonen, maar ondanks die pijnlijke inspanning opnieuw geen helderheid kunnen bereiken. Nog anderen kotsen het diepste uit zichzelf boven, maar blijven onbegrepen en geïsoleerd. Dit alles spoort volledig met die dubbelheid van de (hedendaagse) mens, zoals die in de tragiek van Velters autistische tante vervat zit: niet kunnen communiceren, dat toch willen en daartoe massa’s brieven schrijven, zelfs gericht aan koning en andere machthebbers, maar ook in die schrijfsels niet tot een door de ander ontcijferbare en te doorgronden ‘openbaring’ kunnen komen. De taal die zou moeten spreken, doet dat maar gedeeltelijk of alleszins niet duidelijk genoeg, en verzwijgt uiteindelijk het essentiële.

In veel van Velters werk zijn de personages dus helemaal alleen te zien. In recente jaren heeft de kunstenaar ook wel vaker groepsscènes geschilderd, waarin evenmin een ware communicatie tussen de diverse aanwezigen te ontdekken valt. Zoals eerder aangehaald worden figuren in die groepscontext dikwijls getoond met hun gelaat vervangen door geperforeerd hardboard, enerzijds een verwijzing naar jeugdherinneringen (van de kunstenaar), maar tegelijk een confronterend beeld voor de onvolledigheid, de onmacht, de (gedeeltelijke) leegte in de manier waarop deze mensen zich tonen. Ook gezichten vervangen door een spiegel duiken vaak in de groepsbeelden op: in plaats van zichzelf uit te drukken, kiezen deze figuren ervoor (of worden ze daartoe gedwongen?) om veeleer uitdrukking te geven aan om het even wat of wie zich in hun omgeving aandient (in casu de toeschouwer met zijn/haar belevingswereld, die hierdoor radicaal in deze werken ‘binnengezogen’ wordt).

Zaklampzoektocht

Sinds eind 2013 heeft een nieuw motief in het werk zijn intrede gedaan: Velters mensen verschijnen met zaklampen met zichtbaar weergegeven lichtbundel.

Inspirerend bij het kijken hiernaar is de gedachte aan het Aymara-volk uit de Andes, die in hun taal en gebaren een unieke houding tegenover de tijd tonen: zij situeren het verleden namelijk als liggend voor hen (ze hebben het meegemaakt, het is bekend en ze kunnen het dus overzien) en de toekomst als liggend achter hun rug (wat nog moet komen, is onbekend, niemand kan het zien). Deze benadering is dus helemaal tegenovergesteld aan ons Westerse “Het verleden ligt achter ons, de toekomst ligt voor ons open” en biedt een fascinerende en verrijkende invalshoek bij Velters nieuwe (maar ook vroegere) schilderijen.

Het eerste doek in deze serie kreeg de titel De lichtzoekster: in loodrecht vogelperspectief is er een vrouw te zien, die met een zaklamp in de hand een sterke lichtbundel pal voor zich uit laat schijnen. In die brede lichtstraal toont zich echter niets. Is zij op zoek mét of naar licht? Welke ‘informatie’ in de (niet eens zo duistere) omgeving hoopt ze ‘uit te lichten’ en waarom? Om zo uiteindelijk een licht op zichzelf te laten schijnen, om tot een ‘openbaring’ over zichzelf te komen, om met dit nieuwe attribuut op zoek te gaan naar een mogelijkheid tot persoonlijke uitwisseling en communicatie, zoals haar lotgenoten uit Velters oeuvre met andere middelen proberen?

In Ontdonkering staat een gelijkaardige vrouwenfiguur eveneens met een staaflamp, die dit keer echter alleen een bundel duisternis uitstraalt. Wordt er zo aanvankelijk opnieuw een (letterlijk en figuurlijk) uitzichtloos gevoel opgeroepen rond deze specifieke poging tot revelatie, dan blijkt er bij nader inzien in dit werk een behoorlijke sprankel hoop op te duiken, in de lijn van wat de titel vertelt: tegenover de duistere straal staat, als een spiegelbeeld, immers een heldere lichtbundel. De oorsprong van dit licht is onzichtbaar, maar het laat de mogelijkheid open van een ‘verlichting’ van het duister, van een wezenlijke ontmoeting met een mogelijk tegenoverstaand personage.

Een dergelijk eventueel gunstig ‘treffen’ tussen zijn figuren laat Velter slechts zelden toe en er is alvast geen sprake van in nog een andere scène uit deze nieuwe reeks. Truth Seekers toont, opnieuw vanuit loodrecht perspectief, het grondplan van een kamer of gebouw. Eromheen staan vijf figuren die elk op hun eigen plek, opnieuw zonder enige suggestie van mogelijke samenwerking, met een zaklamp in de ruimte naar binnen schijnen. Als het verhelderend bedoelde licht uit elk van de vijf zaklampen de rand van de ruimte bereikt, slaat het echter om in een donkere straal.

Een opbouwende interactie of coöperatie tussen mensen wordt hier getoond als een moeilijke, nauwelijks haalbare zaak. Elke betrokkene kan zijn eigen motieven hebben, zijn eigen doelstellingen. De titel geeft hier wellicht al het probleem aan: deze vijf worden voorgesteld als zijnde op zoek naar waarheid. Of misschien wel DE waarheid, een nog veel ‘duisterder’ aangelegenheid.

Een en ander roept associaties op met één van de centrale thema’s van nog een ander invloedrijke (theater)auteur, de Italiaan Luigi Pirandello (winnaar van de Nobelprijs Literatuur in 1934, net als Beckett in 1969 en Pinter in 2005). Een toneelstuk van hem is getiteld Cosi è (se vi pare), officieel in het Nederlands vertaald als Ieder zijn waarheid – wat ongetwijfeld inderdaad ‘de waarheid’ is, namelijk dat ze niet bestaat.

Het is een centraal aandachtspunt in Pirandello’s dramatische oeuvre: het leven als theateropvoering, waarin de mens allerlei rollen opneemt; de relativiteit van waarheid en leugen daarbij, het dagelijkse spel tussen schijn/zijn, verhullen/onthullen, verschijning/verdwijning, verbergen/openbaren, vergeten/herinneren… Het zijn thema’s die ook bij Beckett en Pinter, maar eveneens in Yves Velters werk een belangrijke plaats innemen. Pinter zei hierover onder meer:

“I suggest there can be no hard distinction between what is real and what is unreal, nor between what is true and what is false. (…) The more acute the experience the less articulate its expression. (…)We are faced with the immense difficulty, if not the impossibility, of verifying the past. I don’t mean merely years ago, but yesterday, this morning. What took place, what was the nature of what took place, what happened? (…) What’s happening now? We won’t know until tomorrow or in six months’ time, and we won’t know then, we’ll have forgotten or our imagination will have attributed quite false characteristics to today. (…) We will all interpret a common experience quite differently. ” (Writing for the Theatre, 1962)

Iedereen heeft zijn eigen waarheid, die in de loop van zelfs maar een simpel etmaal nog diverse keren, lichtjes of ingrijpend, aangepast kan worden tot verschillende en nog verder fluctuerende waarheden over de eigen identiteit, herinneringen, emoties, verhalen, relaties… Zo staan daar ook veel van de personages in Velters schilderijen: gestold in de tijd, en net door het genadeloze voortmalen van die tijd, in een weinig vertrouwde of beschutting biedende ruimte, geïmmobiliseerd.

De resulterende beelden zijn telkens confronterend, aangrijpend, ontnuchterend herkenbaar voor de toeschouwer die het aandurft om zich, net als Velters figuren, kwetsbaar op te stellen, en open te staan voor alle schoonheid van de imperfecties van de mens en zijn (innerlijke) zoektocht.

10/08/2014

Marc Ruyters - De zeggingskracht van het onleesbare

Zoals er basiswetenschappers bestaan die fundamenteel onderzoek doen, zo zou men kunnen stellen dat er ook basiskunstenaars zijn. Mensen die op volgehouden wijze op zoek gaan naar de wezenlijke elementen van een beeld. Een kenmerk van zo’n basiswetenschapper/kunstenaar is: als je op een bepaald punt komt waar je niet verder kan, dat de weg doodloopt, dan zoek je een andere invalshoek.

Bij beeldend kunstenaar Yves Velter werd, in eerdere teksten, al enkele keren het woord ‘serendipiteit’ gebruikt: iets toevallig vinden waar je eigenlijk niet naar op zoek bent, maar waar je dan toch mee verder kan en wil gaan. Mijns inziens klopt dat slechts ten dele: Yves Velter laat weinig aan het toeval over. Wát hij onderzoekt, onderzoekt hij grondig. En terwijl hij in het begin van zijn oeuvre vooral het ‘fysische’ zocht, evolueerde dat al snel naar het afpellen van de psyche van dat bizarre wezen mens, dat slechts één procent in genetisch materiaal verschilt van pakweg een chimpansee, maar in dat piepkleine ‘meer’ (of is het ‘minder’?) een wereld van verschil maakt in het vermogen tot abstraheren, proactief denken, psychologiseren, dementeren en nog vele andere dingen die het menselijke ras zowel sieren als teisteren.

In de vroeg jaren negentig onderzocht Yves Velter, als autodidact, de vorm kleur, materie, dimensie. Eerst op een vrij grafische manier, wat leidde tot een ‘technisch tekenen’; nadien ging hij meer inhoudelijk en in verschillende dimensies werken. Zo nam hij bestaande vormen uit elkaar (een stoel bijvoorbeeld), om die ene ‘vorm’ te doen uiteenvallen in andere vormen, altijd op zoek naar dat ene, ideale, pure eindpunt. Of hij bracht vormen bij elkaar, om ze tot een nieuw geheel te kneden: Velter zocht op verschillende manieren beeldende oplossingen die een antwoord zouden geven op zijn vraagstellingen. Maar een ideale vorm bestaat niet en zal nooit bestaan.

Als er iets klopt aan het epitheton ‘serendipiteit’ in relatie tot Velters manier van werken, dan is het dat hij in zijn zoektocht toevallig bij het fenomeen ‘mens’ terecht kwam. De pure vorm ruimde plaats voor de ingewikkelde vorm van de mens. En de vraag verschoof van ‘wat is vorm?’ naar ‘wat is identiteit?’. Velter onderzoekt de mens (de ander, maar ook zichzelf), zijn psyche, zijn perceptie. Het lijken vertrouwde figuren, maar toch zijn ze niet te plaatsen. Ze krijgen weinig context mee, weinig achtergrond, geen duiding van plaats en tijd: het gaat om de mens in een kritieke situatie. Ze kijken gecodeerd: hun ogen bevatten stukjes tekst uit brieven die een autistische tante van hem schreef. Onleesbare, onbegrijpelijke teksten voor iedereen, behalve voor haarzelf, want ze vormde er haar eigen codetaal mee.

Dat doet een kunstenaar als Yves Velter ook: hij creëerde zijn eigen code, die wij kunnen begrijpen op de manier die we zelf bepalen. Kan je met kleur bijvoorbeeld een bepaalde boodschap geven? De trigger zal voor de kunstenaar anders zijn dan voor de kijker. We kunnen elkaar maar beperkt kennen, voortdurend wijzigen we ons zelfbeeld en het beeld van de ander, altijd zullen toeval en twijfel heersen.
En zo zie je hoe de figuren van Velter aan zelfonderzoek doen, door zich een stuk huid van de arm te stropen: onder de huid schuilt een stuk onleesbare tekst. Of je ziet figuren die goud kotsen, omdat ze te veel materialiteit in zich hebben; of de inktkotsers, die de materie waarin ze getekend zijn loslaten; of, recenter, de naakte vrouw met de ingewanden die ze naar buiten duwt.
Beelden, gebeurtenissen dwarrelen uiteen, in kleine vlekjes en bolletjes, als vormen van geheugenverlies. Gezichten van figuren blijken spiegels, zodat ze terugkijken naar jezelf. Een man heeft vier ogen: slaapt hij of kijkt hij? En wat hij ook doet, krijg je er als kijker vat op? Allerminst, want ook de kunstenaar heeft er geen vat op: dat wíl hij ook niet, hij zoekt, biedt vragen aan, houdt afstand. Het oeuvre van Velter gaat over vragen die antwoorden weigeren, over angsten die verlangens maskeren, over praten zonder te communiceren, over de zeggingskracht van het onleesbare. Daarbij duikt een kenmerk op dat het hele werk van Velter typeert: het ongemakgevoel.
Geen vrolijk oeuvre, geen spektakel, maar een werk dat het ongemak in het brein van de kijker binnenschuift, door te tonen wat we allemaal wel voelen, maar niet willen weten.

Marc RUYTERS
Hoofdredacteur hART Magazine

Hilde Van Canneyt - Een weerspiegeling van je mensbeeld

“Je werk wordt enigmatisch genoemd en wat ik ook las is: “Je kunstbeeld is een weerspiegeling van je mensbeeld”. Dat vind ik wel mooi gezegd. Vind je eigenlijk dat je werken voor zich moeten spreken of vind je net dat ze die achtergrond van teksten nodig hebben? Stel nu dat je morgen een expo inricht, wil je eigenlijk toch dat de mensen door te kijken naar je werken, zonder enige tekst erbij toch iets voelen. Toch in de eerste plaats.”

Klik hier om verder te kunnen lezen in de blogtekst op de site van Hilde Van Canneyt

Klik hier voor een referentie in De Morgen (gesprek van Hilde Van Canneyt met Pieter Vermeersch en Yves Velter)

Marc Ruyters Het grote ongemakgevoel -

Yves Velter (°1967, Oostende) is in kennerskring bekend geworden met zijn beelden en schildrijen van menselijke figuren, bij wie het gezicht ‘anoniem’ werd gemaakt door er tekst overheen te plakken, of stukjes gaatjeskarton, of een spiegel… Enkele jaren terug schreef ik over zijn werk: “Yves Velter laat weinig aan het toeval over. Wat hij onderzoekt, onderzoekt hij grondig. En terwijl hij in het begin van zijn oeuvre vooral het ‘fysische’ zocht, evolueerde dat al snel naar het afpellen van de psyché van dat bizarre wezen mens, dat slechts één procent in genetisch materiaal verschilt van pakweg chimpansee, maar in dat piepkleine ‘meer’ (of is het ‘minder’?) een wereld van verschil maakt in het vermogen tot abstraheren, proactief denken, psychologiseren, dementeren en nog vele andere dingen die het menselijke ras zowel sieren als teisteren.”

Velter heeft nu een grote tentoonstelling (in het CCHa), en die maakt scherp duidelijk dat zijn zoeken nog grondiger en enigmatischer is geworden, met ongemeen sterke beelden als resultaat.

‘Beïnvloeiingen’, zo heet de tentoonstelling. Waar komt die bizarre titel vandaan? Yves Velter: “Beïnvloeiingen zijn mijmeringen die sporen nalaten, het gaat over onderwerpen die geen oplossingen in zich hebben. Ze verwijzen naar de mentale omgeving en de focus waarin de beelden die ik maak zich afspelen. Het zijn bedenkingen die leiden naar nieuwe bedenkingen. Dat onontgonnen gebied is een boeiende plek waar veel nieuwe veronderstellingen of beelden uit voorkomen. Een beïnvloeiing ontsnapt aan de definitie een idee te zijn, omdat het van betekenis en identiteit kan veranderen, zoals een kunstwerk dat op verschillende wijzen geïnterpreteerd kan worden.”

Lichtbundels

Velter laat me in zijn nieuwe atelier (een voormalige prostitutietent, die de naam Studio Alcazar droeg, zo heet het atelier nu ook) aan de Oostendse Romestraat bij wijze van illustratie het grote doek ‘House of Doubt’ zien. Het toont het grondplan van een huis, een museum of wat dan ook: een plek waar de mens graag wil zijn. Rond dat grondplan schijnen zeven menselijke figuren met een zaklamp naar binnen, om te zien wat er in dat ‘huis’ gebeurt. Sommigen schijnen in het ijle, bij enkele anderen kruisen de lichtbundels elkaar en komt er een symbolisch beeld tevoorschijn. Ze reveleren een stukje tekst, bekend bij wie eerder al werk zag van Yves Velter: het zijn stukjes tekst vroeger geschreven door een tante van hem, die een ernstige vorm van autisme had en voor zichzelf een universum creëerde dat enkel zij zelf begreep. De tekstfragmenten komen vaak terug in Velters werk, meestal op de gezichten van de mensfiguren die hij tekent en schildert. Het zijn onleesbare, onbegrijpelijke teksten voor iedereen, behalve voor haar zelf, want ze vormde er haar eigen taal mee. Dat doet Yves Velter ook: hij creëert zijn eigen beeldcodes.

Velter: “Waar de lichtbundels elkaar kruisen lijken de mensen op een terrein te komen waar ze met elkaar communiceren. Maar als ze dat echt willen doen moeten ze elkaars codes leren kennen. Soms lukt dat, soms niet, de codes op elkaar afstemmen is niet vanzelfsprekend. Zelfs als je communiceert met je beste vriend moet elk zijn codes aanpassen. Komt er een derde in het spel – zoals in dit werk – dan moeten de codes opnieuw op elkaar afgestemd worden, of het gesprek stokt.”

Dat uit zich op een andere manier in ander werk, waarin het gaatjeskarton opduikt, dat hij geregeld gebruikt, om de gezichten van zijn mensfiguren te markeren. Velter: “Ik deed ooit een oude kast weg, de achterkant was in zo’n hardboard gaatjeskarton. En ik besefte: die kast was jarenlang een stille getuige van al mijn grote en kleine belevenissen, mijn ontmoetingen en ervaringen in dat huis, in die kamer. Een getuige die ik dus niet ken. Ik geef beeld aan die fenomenen van stille getuigen, die iedereen eigenlijk kent én niet kent: er wordt immers ook over je gesproken als je er niet bij bent.”

Fluïde

En dat vertaalt zich ook in nog ander werk. Een portret van een vrouw op de rugzijde bijvoorbeeld (‘The Driftster), waarbij het haar de functie van het gezicht vervangt. Een met led verlichte schoenzool trekt de aandacht. En de andere werken, met gezichten met tekst, met gaatjeskarton, of gewoon een spiegel: variaties op hetzelfde thema. Yves Velter: “De rode draad vanaf het begin in mijn werk is dat ik er op aanstuur om dingen die mij fascineren niet zomaar op te lossen. Van kleins af aan werd ik geboeid door wat ik niet begreep, nu geef ik er beeld aan. Het blijft fluïde, het verandert van beleving, tijdens het groeiproces van dagelijkse ervaringen. Het blijft allemaal ongrijpbaar, ik zoek oplossingen, maar geen enkele is sluitend. Dat proces houdt me continu bezig. En ik ervaar dat als positief.”

Anders gezegd: het oeuvre van Velter gaat over vragen die antwoorden weigeren, over angsten die verlangens maskeren, over praten zonder te communiceren, over de zeggingskracht van het onleesbare. Daarbij duikt een kenmerk op dat zijn hele werk typeert: het ongemakgevoel.

Dat zie je ook in een aantal werken van zijn hand die zijn gepubliceerd in Le Monde Diplomatique, vorig jaar in maart in de Franse editie, nadien ook in twee Servische edities. Het gaat om het ongemakkelijke werk ‘Gaze of Hesitation’, een groot schilderij uit 2013, waarop twaalf mensen – elk met een gezicht in gaatjeskarton – rond een grote tafel zitten en al dan niet met elkaar lijken te converseren (wellicht meer niet dan wel). Een visie op de moeizame wereldpolitiek, gezeten aan een grote onderhandelingstafel? Velter: “Ik heb het inderdaad over de psychologische en beschouwelijke aspecten van de mens, waarbij communicatie een belangrijk aspect is. En als problematiek: het kan ook het onvermogen tot communicatie zijn. Het lezen van mijn beelden leidt niet tot een definitie, maar tot een interpretatie. Een interpretatie die richting geeft, maar anderzijds telkens een andere nuance creëert, afhankelijk van door wie, waarom, in welke context en hoe er gekeken wordt.”

26.01.2017 – (H)Art

Salon blanc in Oostende

… is op een avond in 2007 ontstaan als een onafhankelijk initiatief van Els Wuyts en Yves Velter waarbij een deel van ons woonhuis tijdelijk veranderd wordt in een kleinschalige tentoonstellingsruimte. De duur ervan wordt beperkt tot één moment waardoor het een feestelijk karakter met een particulier accent krijgt. De bedoeling is dat er meermaals korte toonmomenten worden georganiseerd, zonder te verdwijnen in een bepaalde regelmaat. Het is een hedendaagse verwijzing naar de saloncultuur van weleer waarbij er een gelegenheid wordt gecreëerd om bij te praten, uit te wisselen, te tonen en te kijken.

… is een huis in Oostende. Een plek met verhalen in een straat, een wijk, een stad met nog véél meer verhalen. Een ruimte die tot zijn essentie werd teruggebracht. Het is het witte huis op de hoek van de Romestraat en de Amsterdamstraat. In de lijn van projecten als het voormalige ‘Kunsthuis’ van de Vrienden van Kunstmuseum aan Zee of ‘Bureaux et Magasins’ of UFO aan de Venetiaanse Gaanderijen, tonen we werk van kunstenaars van wie we vinden dat ze in Oostende ook getoond mogen worden. Zo brengen we kleine interacties rond beeldende kunst in de stad, naast bijzondere tentoonstellingen van Mu.ZEE, Vrijstaat O., Van Moerkerke Art Collection, de11lijnen en andere organisaties vlakbij.

Klik hier voor de site van salonblanc

Joannes Késenne - Private Language

Oog in oog met de nooit verzonden brieven, achtergelaten meubels en prullaria in het huis van zijn autistische tante, komt kunstenaar Yves Velter in de verleiding haar privé-wereld te verheffen tot metafoor van zijn eigen artistiek onderzoek. Omdat hij de code mist die toegang zou kunnen verlenen tot het privé-museum van haar autistisch bewustzijn, resten hem slechts de objecten die ooit deel hebben uitgemaakt van haar solipsistische leefwereld. En wat hij vervolgens doet met die objecten, levert op zijn beurt de code tot elk artistiek gebeuren van vandaag überhaupt. Door meubels van zijn tante te verpakken in haar eigen kleren, metaforiseert hij haar bewustzijn tot object tussen objecten. De visualisering van de ontoegankelijkheid van haar bewustzijn wordt op die manier een paradox. Enerzijds is het een ontlediging van de status van het object, anderzijds schept dit leegmaken tegelijkertijd de ruimte waarbinnen de artistieke ingreep leesbaar wordt.

De kunstenaar spreekt over de “geladenheid” die deze objecten bezitten aan informatie en gevoelswaarde. Zijn  gecodeerde overschrijving van de ontoegankelijkheid van deze objecten in een proces van artistieke toeëigening, verlost hen van hun gedoodverfde opaciteit. Tegen de achtergrond van het feit dat de status van het object hét ultieme voorwerp uitmaakt van de twintigste-eeuwse kunst (denken we maar aan Duchamp), reflecteert Velter hiermee verder over kunst als object. Kunst spreekt nu eenmaal altijd in een particulier dialect. De ontoegankelijkheid van zijn tante ontwikkelt zo tot metafoor van zijn plastisch “idiolect” (de regel die alle afwijkingen van de norm beheerst die werkzaam zijn op het niveau van zijn kunstwerken). Deze tentoonstelling “Private language” is de veruiterlijking  van Velters artistieke introspectie over ontoegankelijkheid. Het is een proces van herordening van codes. De kunstenaar opent daarmee niet de deuren van de initiële ontoegankelijkheid, maar reikt de bezoeker een loper aan die alvast past op zijn eigen achterdeur.

 

Willem Elias - Zoeken naar de kern

Serendipity was ooit de naam voor een tentoonstelling van Yves Velter en dat blijft eigenlijk een goede sleutel tot zijn werk. Het woord betekent volgens het woordenboek: “de eigenschap hebben om niet gezochte vondsten te doen”. Yves preciseert enigszins de betekenis door het toevalelement bij deze eigenschap te beklemtonen.

Inderdaad betekent het woord voor hem “de eigenschap om door toeval één of “de” oplossing te vinden”. Dit is dan ook een belangrijk aspect van het deconstructivisme van Velter. Inderdaad is het een mode-term geworden, maar toch moet me de démarche van Velter in die hoek, die geen hoek is, situeren. Het destructivisme is geen destructie, het vernietigt niets. Het toont enkel dat iets geconstrueerd is, dat eigenlijk elke culturele entiteit een constructie is. Dit terwijl het begrip “entiteit” precies in tegenspraak is met geconstrueerde te zijn. Elk cultuurproduct te doen vergeten dat het gemaakt is en dat het dus niet hetzelfde bestaansrecht heeft als de natuurlijke verschijnselen. Elk cultuurproduct wil er als een goddelijke verschijning uitzien: het beste, het volmaaktste, het door een genie geconcipieerde. En dus zeker niet door het toeval, de tuché ontstaan, maar door de noodzakelijkheid, de ananké. Velter daarentegen en met hem zeer vele actuele kunstenaars toont wel dit toeval en laat aldus een illusie in elkaar vallen.

Doorheen dat toevals-aspect zet hij zich ook af tegen het technisch tekenen als de vormgeving van wiskundige zekerheden, een beroep die hij beheerst. Dit is nieuw in zijn werk, want voordien speelde hij precies in op zijn ervaring met het technisch tekenen, door dat soort tekeningen in een romantisch coloriet te plaatsen, een omgeving waarin het zeker niet past. Van deze verwijzing naar en verplaatsing van het technische heeft hij nu afgezien. Hij werkt met zelfgemaakte niet-lineaire figuren.

De oorsprong van zijn vormen is het kneden van klei dat in staat gegoten wordt. Eigenhandig kneden is zowat als menselijke ingreep het omgekeerde van het technisch tekenen. Het verwijst ook naar het scheppingsverhaal. Men zou van God verwachten dat hij de wereld en de mens geschapen heeft zoals een technisch tekenaar. Niets is minder waar, hij heeft de mens gemaakt, gekneed uit een klomp klei.

Eens in staal zijn die vormen van Velter niet meer broos maar onbreekbaar. Hier komt een jongensdroom en –trauma naar boven. Wie heeft nooit eens uit nieuwsgierigheid iets opengemaakt om tot de wetenschap te komen wat er binnenin zit? Maar nadat alle stro uit de buik van de Teddy Beer gepulkt is, was er geen Teddy Beer meer.

Het behoort tot onze oude Westerse metafysica om te denken dat de essentie van de dingen de kern er van uitmaakt en de waarheid in het midden te vinden is. Deze metafysica kan nochtans onmiddellijk doorprikt worden. Het volstaat een ui te pelllen om te zien dat er geen kern is, en dat aan het einde van dit onderzoek er ook geen ui meer is.

Velter doet dat met plompe stalen vormen, die hij opent, maar ook weer sluitbaar maakt via scharnieren. In het voorbeeld van de ui zou ik ook graag de ui gereconstrueerd zien via een elastiekje.

Het zien van afwezigheid van essentie, van de afwezigheid van zijn is moeilijk overdraagbaar. Dat potje houden we best gesloten.

Met zijn installaties en ook met kleuren wil Velter bepaalde emoties losmaken. Hij beseft dat de emoties die de oorzaak zijn van het creatieproces niet dezelfde zijn als de emoties die erbij het publiek mee opgewekt worden. Maar dat is precies het boeiende. Zo klaar als pompwater zou men zeggen. Niet is minder waar. De traditionele esthetica die beweert dat het gevoel en niet het verstand het belangrijkste is bij de kunstbeleving, gaat nog steeds uit van de identiteit van gevoelens tussen zender en ontvanger.

De tentoonstelling noemt “Rust” en inderdaad noopt de stoel tot een dergelijke gedachte. Het staal is gepolierd en daardoor lijkt het loodzwaar, want de materialiteit heeft ook zijn woord. Een dergelijke existentiële zwaarte zoekt naar rust. De geheimzinnigheid van het geslotene maakt onrustig. Vandaar dat Velter rust brengt door ze via scharnieren open te maken. Maar hier zit de dubbelzinnigheid. Het zien van het niets binnenin geeft wetenschappelijke rust, maar geen existentiële. Voor de zoveelste keer weten we immers dat we niets weten.

De enige rust is de dood. De auto-euthanasie is de enige redding. Velter weet dat. Om de mensheid tot rust te laten komen heeft hij dan ook een zelfmoordmachine ontworpen.

Aan het publiek om nu te controleren of deze heilzame machine functioneert.

 

Daan Rau - Images without background

By thinking, one sometimes finds things one was not looking for. Serendipity, that is called, and this was also the title of the first special exhibition presenting a survey of the work of Yves Velter in 1997. “I’m not exactly looking for answers, but for alternatives for answers”, the artist says.

You must certainly know someone like this: one of those boys – it can also be a girl – who submits the toys brought by Santa Claus to intense scrutiny. Preferably the child makes use of all sorts of useful materials in order to penetrate into the deepest bowels of the object under investigation. And in case the physical capacities would be missing, then there are still the questions that can be asked and that could – do admit it – embarrass you or actually pull the switch of your imagination too.

 Warm works that have something to say

Yves Velter is such a boy, by now a grown-up man with questions. He loves to philosophize, to investigate, to turn things over in his mind. He has a tendency to take some distance from the things that occupy him by putting them in a more general context. On the other hand he feels strongly drawn to these things; they touch him. Yves Velter is actually quite an emotional guy, although one would not always admit this when looking at his work for the first time.

It was at the beginning of the 1990s that this artist made himself known for the first time with a number of paintings that were rather unusual for these years when the Neue Wilden and the Tranavanguardia were still shimmering through in the art scene. He presented paintings that showed machine parts, belts and cables, air tubes, caps and screws, technical drawings. Velter presented these in a cool, metal frame and sometimes actual belts or other real elements were incorporated. Nevertheless these were warm works with a strong poetic power of expression, works that had something to say about us and about our times. And this was noticed and honoured with awards and exhibitions.

Free forms

All those paintings were the result of thinking, of pondering over things that happen, to oneself or to other people. By such thinking one sometimes finds things one was not looking for. A word has been coined for this: serendipity. This also was the title of the first special exhibition giving a survey of his work in 1997 in the ‘Museum voor Schone Kunsten’ (Museum of Fine Arts) in Ostend, which has disappeared since. At this point already it was clear that Velter had left the technical-mechanical works behind him by now, in favour of  works in which – I am quoting Hugo Brutin – “form and thought, illusion and reality, and free form exuberantly complement and challenge each other.”

 

That exhibition also showed sculptures, the so-called ‘free forms’. These find their origin in the question whether it was possible to represent pure form. What is form, actually? Does form have a meaning? It is questions like these that preoccupy the artist and to which he tries to find answers. His research showed that pure form is impossible, that there is always a cause for a form. Now you can say: he could have known that before! And of course you are right, but then again you are not: he could never have known it in the way that he knows now and that he lets us experience through his work.

Man undressed

I have also already mentioned emotions with regard to Yves Velter. I want to refer here to a series of works he realized with the material inheritance of a family member who passed away. The woman concerned was mentally disturbed in one way or another and lived in a world completely of her own. This has always greatly intrigued Yves and he has attempted in many ways to penetrate into this closed-off universe, completely alien to him. As a result he realized a number of installations for which he used the furniture of the woman, ‘dressing it up’ with her clothes. Chairs, tables, cupboards, TV, all kinds of daily objects were covered with flower-patterned dresses and women’s suits. The installations had a highly cuddly character and doubtlessly brought him closer to his family member than he had ever been before.

Dozens of letters that she wrote and that were found among her inheritance are also very important for the work of the artist. These were letters that were difficult or impossible to understand for a “normal” person. They are drawn up in a sort of coded language and are addressed to people with a certain power. By writing the letters the woman dealt with her fears, she kept herself going in the world that seemed hostile and threatening to her. All things considered, this is not all that strange after all: the use of imploring formulae is still current.

Later paintings, which were presented in various exhibitions, show us human figures. They are very toned down, stripped of every redundant element. They have a strange aura. That is mainly due to the eyes, the eyes that are missing and have been replaced by fragments from the letters of the previously mentioned lady. Are the eyes not, after all, the mirrors of the soul?

The human figure had already popped up before in the work of the artist, albeit in sculptural form. In most of these cases we are dealing with a man’s body, schematically represented. One of those almost life-size sculptures is completely covered with fragments from the letters in question; the human being as a written page. It is somewhat surprising to see, but it is striking and meaningful to someone who is prepared to look beyond the surface.

We can of course also consider that male figure as a sort of a self-portrait. Earlier on he had already made several multiples that were related to the (his) body. Tongues, ears, moving or hinged elements were among such inventive and sometimes slightly oppressing creations. The small sculpture of the man with his head in the clouds is characteristic for this artist too. The man with his head in the clouds is not really a dreamer; it is a thinker who sees through the clouds.

Red dots

 

Yves Velter himself says: “The thread through my work is my constant fascination for themes on which I cannot get a grip. Not through science either. That is precisely why visual art is a suitable means for investigation here. I am not directly looking for answers, but for alternatives for answers, and I do that by means of some kind of image research. The images (note from the author: the paintings are meant here) that I make, are quite often isolated from the context, there is no background. The most crucial element in the story, the most essential, is what is left.”

What inspires him are photographs, situations, incidents. In this way the photograph of the first paying astronaut in the newspaper lead to a work being made. That man does not get there just like that, it is the crystallization of a whole evolution and that is exactly what immensely interests the artist.

Social themes and derailments touch him. The scandal about the fertility specialist Dr. Cecil Jacobson, who inseminated his patients without their knowledge with his own sperm, caused a small wave of births of rather chubby children with sight problems. It led to a large painting of a by now grown up sprig of Jacobson’s creativity.

In Velter’s work there is still another, not unimportant detail that has been present since quite a while: the red spots or the little red balls. These too play their part in the visual alphabet used by the artist. They refer to elements, fears and desires, that fascinate him and on which he cannot get a grip. In that way they become workable, malleable; they can be controlled. They frequently appear in the most recent paintings. They add to a certain tension and drama, sometimes they rather look like spots of blood. Taking these red dots as a starting point, Velter has designed a sculpture, commissioned by the Province of West-Flanders. It is an ephemeral sculpture that is actually only made up of wire and hundreds of tiny red balls hung within a frame; together they form a human figure.

The work is erected in the park around the Provincial Administrative Centre ‘Boeverbos’ in Bruges (St.-Andries). It is shown in a glass display case and is judiciously lit at night. It works like an apparition. It is an impressive image, you can hardly get a hold over it and its form is constantly changing as you walk around it. It causes you to start musing on man, on yourself, on transitoriness; it is like a very contemporary vanitas and it also reminds one of the images we known from science-fiction series. “Beam me up, Scotty”, you say, jokingly, but it really does stay with you. Certainly worth a detour.

Wouter Verbeke - Over de gecodeerde beeldtaal van Yves Velter

Het atelier van een kunstenaar is een bijzonder universum waar schepping geschiedt. Het is een soort van heiligdom waar bepaalde rituelen plaatsvinden en waar niet iedereen zomaar over de drempel kan stappen; een mystieke, bijzonder fascinerende plek. Ik had het geluk een bezoekje te mogen brengen aan het atelier van Yves Velter en mocht er zowaar een retrospectieve van zijn werk aanschouwen. Yves Velter heeft een unieke, herkenbare stijl, die zijn oorsprong heeft in wetenschappelijk tekenen. In het prille begin van zijn carrière als kunstenaar ontwikkelde hij een functionele beeldtaal. Zijn werken ontstonden uit een onderzoek naar het beeldfundament, vorm, kleur en harmonie. Al snel dook er figuratie op in zijn werken, maar zijn schriftuur bleef zo goed als ongewijzigd: monochrome kleurvlakken, strakke omlijningen in inkt, picturale en geabstraheerde figuratie. De personen die in zijn werken opduiken hebben geen gezicht en het lichaam zelf is gestileerd, quasi herleid tot een ingevuld silhouet. Op die manier creëert hij een soort van universaliteit en kan iedere kijker zichzelf herkennen in de werken. Hetzelfde geldt voor zijn sculpturen en installaties. Beschouwelijke kwesties en enigma’s vormen zijn thematiek. “Ik was altijd al geïnteresseerd in ‘het verhaal’ van de mensen, vooral in de verhalen die ik niet kon vatten; de niet op te lossen vraagstukken”, vertelt de kunstenaar me. Velter streeft ernaar om complexe, vaak introspectieve vraagstukken op een zo eenvoudig mogelijke manier weer te geven, zonder antwoorden of oplossingen te willen opdringen. En daar slaagt hij bijster goed in. Vele kunstenaars zullen kunst definiëren als een manier om te communiceren, een manier om zich uit te drukken. Voor Yves Velter is dat niet anders, maar het is ook meer. Zijn werken zijn niet enkel een communicatiemiddel, ze thematiseren ook het vermogen of onvermogen tot communicatie van de mens. Niet toevallig zijn de ‘stille’ figuren die hij schildert altijd ontdaan van hun aangezicht. In de loop der jaren ontwikkelde de kunstenaar een beeldend alfabet dat bestaat uit een 15-tal symbolen of codes. Het zijn cryptische beeldelementen met een vaste betekenis, net zoals de letters van ons alfabet staan voor een bepaalde klank, of hiërogliefen een bepaald concept uitdrukken. Enkele concrete voorbeelden: hier en daar worden lichaamsdelen, of zelfs hele figuren, vervangen door gaatjeskarton, afkomstig van een oude kast die bij de kunstenaar thuis stond. “Als de kast een levende entiteit was geweest, zou hij mij waarschijnlijk goed gekend hebben”, vertelt Velter. Honderden verhalen zouden door de gaatjes in de achterkant naar binnen gesijpeld zijn. Het geperforeerd karton verwijst in zijn werk steeds naar een ‘stille getuige’. Sleutels verwijzen dan weer naar de mogelijkheid om oplossingen te vinden. De sleutels die Velter in hun fysieke vorm integreert in zijn schilderijen pasten ooit op de kamerdeuren van een hotel. Mij brengen ze terug naar een fictieve plaats waar zich achter elke kamerdeur een verhaal afspeelt. Het mysterieuze zit hem in de suggestie naar het verhaal dat achter zijn beelden kan verscholen liggen; een verhaal dat we nooit volledig zullen achterhalen. Velters beelden tarten steeds opnieuw mijn onverzadigbare curiositeit. Misschien wel het boeiendste symbool in zijn werk zijn de flarden van brieven, geschreven door de hand van zijn tante. De vrouw had een zekere vorm van autisme en schreef vaak brieven, gericht aan prominente personen, die ze vervolgens gewoon bijhield. Wat opmerkelijk is, is dat de brieven onleesbaar zijn: de afzonderlijke woorden zijn netjes neergepend en verstaanbaar, maar de combinatie ervan in zinnen daarentegen niet. Het gaat hier niet om wartaal, maar om een soort codetaal die niet ontcijferbaar is. De stukjes uit deze brieven die de kunstenaar gebruikt, fungeren niet enkel als een symbool dat duidt op ontoegankelijkheid, maar verwijzen ook op directe wijze naar de essentie van zijn werk.: net als de brieven van zijn tante, zijn Velters schilderijen als geschriften uit codetaal, zij het minder hermetisch. Wie ze weet te ontrafelen, ontdekt een boeiende boodschap. Wat mij vooral intrigeert is dat Velters werken niet zomaar afbeeldingen zijn van die symbolen, maar haast werken als een talig systeem. Verschillende codes en symbolen worden in hetzelfde werk gecombineerd zoals zinsdelen in een zin. Ze genereren nieuwe betekenissen en versterken elkaar. De kijker wordt uitgenodigd om die authentieke taal tot zich te nemen, het lexicon en de grammatica ervan onder de knie te krijgen en, indien gewenst, deel te nemen aan een ‘gesprek’ met het werk. april 2017 http://www.theartcouch.be/top-4/de-gecodeerde-beeldtaal-van-yves-velter/

René de Bok - Reis naar de binnenkant

Yves Velter is schilder en schepper van ruimtelijke objecten in Oostende. Voor hem ligt de Atlantische Oceaan, achter hem het Euraziatische achterland. Zijn wereld is bezaaid met ontoegankelijke wezens en objecten. Door de uiterlijke vorm heen zoekt hij naar de binnenkant. De autodidact past niet in een kunstzinnige stroming, hij stroomt zelf. Tien jaar geleden in Oostende begon Yves Velter (geboren in 1967) met zijn experimenten in kleur,vorm en materie. Rondom zich de schaduwen uit het verleden: Ensor, Spilliaert en anderen. Vandaag is het klimaat voor actuele kunst in Oostende guur. Maar Yves Velter stoot er zich niet aan. Hij ging in zijn eerste werk uit van wetenschappelijke tekeningen waarin hij andere betekenissen zocht. En vond. Het was een kennismaking met nieuwe verhoudingen. Die vormen werden geleidelijk organisch en resulteerden in beenderachtige beelden van gegoten staal, gepolijst en opgepoetst als een spiegel. De uiterlijke vormen bevredigden Yves Velter niet, zijn fascinatie voor het inwendige liet hem niet los.

“Van kinds af ven ik nieuwsgierig geweest. Hoe ga ik om met het onbekende? Hoe onbekend is het bekende? Door het karakter van die vragen is een concreet antwoord buiten bereik, de bedenking blijft sluimeren en brengt een resem van emoties met zich mee: verlangen, melancholie, angst, hartstocht. Langzamerhand krijgen die een plaats in mijn persoonlijkheid, daardoor is er die fascinatie voor het thema Fremdkörper. De onoplosbare vraag, de vreemde ontoegankelijke persoon, de mensen in de straat die je kennen. En niet kennen. Je kijkt naar ze en ze stralen iets ontoegankelijks uit. Ik wilde de binnenkant leren kennen. Als jongen haalde ik graag dingen uit elkaar om te kijken wat erin zat, niet eens om te zien hoe iets werkte, maar om te weten wat er was. Toen de televisie de belangrijkste informatiebron werd, wilde ik zien wat er in zo’n kast zat. Dat is een wensdroom van veel kinderen. En die volgde ik. Vanaf mijn negentiende groeide de behoefte om wat er in mijn jeugd aangeleerd en opgelegd was ethisch en religieus te herdefiniëren, het isolement nam zijn plaats in en het zelfonderzoek kon beginnen.”

Het gaat Yves Velter niet om de kennis, maar om de innerlijke rust die uit het weten voortvloeit. Als ik hem op zeker moment vraag: wat bezielt je nou eigenlijk? En dat in de meest letterlijke betekenis, dan is die innerlijke rust het doel waarnaar hij uitziet. In het besef dat de onrust waarschijnlijk altijd de overhand zal hebben.

“Zoals je naar een dokter gaat. Niet om te weten, maar om gerustgesteld te worden. In het weten kun je lang niet altijd rust vinden, je kunt enkel tot een bepaalde gradatie van kennis weten. Daarom vind ik makkelijker rust in het niet-weten, zonder te vervallen tot gemakzucht. Ik onderzoek de dingen tot de grens van mijn kennis, dat is een beperking. Het bedrijven kunst is een vorm van mentaal en fysiek engagement, het zich concentreren op zijn werk geeft de kunstenaar een middel om de wereld te ondergaan, meer middel dan doel. Misschien is mijn manier wel een synthese van oost en west, de actieve zoektocht naar de binnenkant, getemperd door de berusting van de beperking. In het verre verleden was alles nieuw. Maar naarmate we op de schouders van onze voorgangers gingen staan en het terrein breder en verder leek dan ooit, beseften we de oneindigheid van het weten. En het niet-weten.”

In 1995 mondt Velters tot kunst geconcentreerde nieuwsgierigheid uit in een tentoonstelling in Montreux, naar aanleiding van zijn ontmoeting met de beeldend kunstenares Eva Olgiati, die ook de thematiek van de ontoegankelijkheid en communicatie onderzoekt. Yves Velter verbindt beeldende kunst met de beeldende aspecten van de taal. Voor hem heeft de term Fremdkörper een poëtische lading. Als je een begrip scherp kunt definiëren, verliest het zijn magie en verdrinkt het in de functionaliteit. Fremdkörper heeft die lading nog altijd. De volgende stap is het afstand nemen van vertrouwde concepten. Als je bepaalde ideeën vaak herhaalt, dan verliest de ziel van het concept zijn potentie en dringt de decoratieve dimensie zich op. In de herhaling raak je steeds verder weg van de oorsprong. “Dus probeer ik te vertrouwde paden te verlaten en stap nieuwe op, met alle risico’s die daaraan zijn verbonden.”

Zijn eerste grote expositie kreeg in 1997 een plaats in het museum voor Schone Kunsten in Oostende. Serendipity was de titel; de oorsprong van een interessant idee – verklaard door het toeval – was de rode draad. Waar de kennis stopt, heeft het toeval een grote invloed op je leven. Die bedenking gaat gepaard met een overschrijding van het begrip vertrouwen. Vertrouwen krijgen in iets waar geen bewezen basis voor is, het toeval. In zijn eerste werken is het toeval een studieobject, hij berekent zelfs een toevalscoëfficiënt die je kunt verkrijgen door lijnen te verbinden met aanhechtingspunten op een figuur. “Elke persoon die deze oefening probeert, zal een eigen toevalscoëfficiënt vinden. Hoewel die bedenking geen banden heeft met de wetenschap, is er toch een bedoeling: het zich losmaken van voorkenis en zo het vrije denken stimuleren.”

Op dit ogenblik exposeert Yves Velter in Gent en Aalst. Zijn werken in de Gele Zaal in Gent omvatten verschillende vrije vormen. Zoals een vorm in een doos met een fluwelen ondergrond. “Het idee ontstond toen ik een pistoolkoffer zag met fluwelen binnenkant. De suggestie van kunst geïntegreerd in niet-kunst creëert een zekere spanning die nieuwe betekenissen oproept.” Mag je er ook aan komen? “Liefst wel. Als dat bijdraagt tot de beleving van de idee, van het onderwerp, moet je dat doen.”

Opmerkelijk is ook een gietstalen buik met een klep. Als je die opent, kijk je op een gepolierd vlak naar je zelfbeeld. “Ik streef niet naar een schokeffect. Wat er gebeurt bij het zien van mijn eigen werk, blijft bij mezelf. Wat anderen ervaren, boeit me wel. Het is interessant dat een idee een discussie losmaakt, maar dat is geen doel op zich.” In een ander werk wordt gebruik gemaakt van nooit verzonden post van een autistische tante, die vele jaren onbegrijpeleijke brieven richtte aan niet-bestaande lezers, teksten die voor ons ondoordringbaar zijn. Op het niveau waar het ontoegankelijke het thema is, het Fremdkörper. In Aalst hangen werken die onderling – op het eerste gezicht – weinig verband vertonen, een hart met een hangend klepje, een zelfportret, een uitsnede uit de achterkant van een kast. Brieven van de autistische tante, een dubbelbeeld, profiel van zijn gezicht, uitgesneden in mysterieuze brieven. Een vrije vorm in aluminium. “In de objecten die ik maak, put ik vaak uit jeugdherinneringen, die zitten het diepst geworteld, het zijn ook gegevens die me helpen ontdekken wie ik ben, wat ik wil en hoe ik met mezelf omga.”

Yves Velter, zichtbaar en onzichtbaar, een helder mysterie, tastbaar en ontwijkend, een leven in vormen die zich aan tijd en ruimte onttrekken.

De Standaard Magazine, 21 mei 1999.

Frederik Van Laere - While memory is taking it’s course

Yves Velter is mateloos geboeid door onderwerpen uit de periferie van de maatschappij, de grijszone die we niet ten volle beheersen. Zijn mensen de sociale dieren waarvoor ze doorgaan? We ontmoeten elkaar verschrikkelijk vaak, toevallig en georganiseerd. Als  collega, bedgenoot, klasgenoot… Nooit eerder hadden we zo veel communicatiemiddelen om die omgang vlotjes te houden. Toch blijven we met de meeste van onze indrukken heel hard aan de buitenkant van elkaar steken. Met communiceren overbruggen we niet veel meer dan de afstand tussen elkaars buitenste schil. Over die huls waarin ieder van ons beweegt, gaat veel van het werk van Yves Velter. De verschijning ontvet hij met schilderkunstige en sculpturale hygiëne tot zijn essentie: een houding, een pak, een coiffure, een ledemaat. Ingekookte mensbeelden zijn het, residu’s tegen vlakke witte achtergronden. Wat ontbreekt zijn de poorten naar het onbekende “binnen” van elkaar: vochtige ogen, een mond, neusgaten. Wat rest is isolement. Weg is ook alle franje van de omgeving, waardoor de aanwezigheid van die andere in al zijn geslotenheid plots heel fel zindert.

Marc Ruyters schreef ooit dat Yves Velter toont wat we allemaal wel voelen, maar niet willen weten. Hij bedoelde wellicht: ‘wat zich achter die schil bevindt’. Dat is onontgonnen terrein. De filantroop vermoedt daar ambities, verlangens en hoop. De psychiater peilt er naar ellende; angsten, trauma’s, driften… Communiceren doen we meestal niet uit ware interesse in die verborgen werelden, maar eerder om ons comfortabel tot elkaar te verhouden. Om onderlinge wrijving te vermijden, zodat de schil niet nodeloos breekt en alles op straat dendert. Vele conversaties zijn vaak niet meer dan een straf deodorant om kleine, onbewaakte lekken te camoufleren.

De school, en Tielt heeft er daar een pak van, is de plaats waar we dat soort zelfbehoud aanleren. Kennis verwerven is één zaak. Van zodra we min of meer zindelijk zijn – en dat is geen toeval – leren we op school onze gevoelswereld op te houden. Met codes, fatsoen, tucht… Verlaten en zonder leerlingen verraadt de honingraatarchitectuur  van het oude College veel over dat systeem. Ordening, opdeling en controle hangen nog in elke kamer. Het is een “sprekende leegstand” die heel hard rijmt met het oeuvre van Yves.

Curator Cuesta 2014

Melanie Deboutte - Geborgen // Verborgen

De mensen die Yves Velter kennen, zullen dit kunnen beamen: deze kunstenaar is niet zomaar één in de huidige, veel te grote hoop aan creatieve zielen. Yves weet waar hij mee bezig is, en dat doet hij met verve. Zijn oeuvre getuigt van een constant en gericht zoeken, twijfelen, proberen, terugkeren naar patronen en dan weer resoluut overschakelen op een nieuwe vormentaal. Hij slaagt er wonderwel in mensen te raken. Zijn beelden leggen contact, ze laten kleine vonken ontstaan – meestal subtiel, soms confronterend, altijd eerlijk.

Waar de taal begint, daar faalt de mens. Vanuit een onmacht zijn diepste zielenroerselen tot uitdrukking te brengen in woorden, grijpt de kunstenaar steevast naar het beeld. Het beeld in al haar onbezoedelde vrijheid. Zinnen vallen uiteen in woorden, letters ontbinden tot tekens, louter strepen op een blad. Het blad dat de kunstenaar omvormt tot drager van een nieuwe betekenis.

De beelden van Yves Velter zijn tegelijk “geborgen” en “verborgen”, zoals de titel van deze tentoonstelling ook vertelt. Yves kent en herkent de kracht van het koesteren, het bewaren. Hij vertelt tijdloze verhalen over mensen, over onszelf en over de ander. We herkennen onze geheimen en diepste verlangens, maar ook onze dromen en existentiële angsten in zijn figuren met hun gecodeerde gezichten. De taferelen en portretten die Yves creëert, zweven als het ware in het ijle. Het ontbreken van een duidelijk perspectief of ruimtelijke omgeving zet de vervreemdende scènes kracht bij, ze trekken de kijker zowaar binnen in het beeld.

Er bestaat een boeiende driehoeksverhouding tussen kunstenaar, kunstwerk en kijker: een onaflatend spel van interpretatie en projectie. Wie bekijkt wie? Wie is nu die ander, die persoon naast mij, of die figuur op het doek? Of ben ik zélf de ander? Reflecteert de kunstenaar over zijn eigen vraagstukken in de producten van zijn geest en handen, of vertelt hij ons over de menselijke conditie die tijdloos is, maar ook universeel, en daarom zo herkenbaar?

Waarschijnlijk ligt de waarheid ergens in het midden, en weerkaatst de spiegel aan beide zijden. Dat is wat goede kunst doet: een boodschap brengen die je niet in woorden kan vatten of omschrijven. Een gevoel van herkenning, tegelijk bevreemdend en vertrouwd. Een vraagstuk over de kunstenaar, over onszelf, over creatie. Over de zin van ons bestaan.

Annelies Vantyghem - Existentiële vragen

De werken van Yves Velter zijn aan elkaar geregen door een thematische rode draad. Existentiële vragen en de psychische problematiek die daarmee samenhangt vormen de kerninhoud van zijn artistieke productie.

Velter ziet het als een uitdaging om aspecten van de werkelijkheid die niet visueel zijn, maar de realiteit niettemin doordringen, zichtbaar te maken, hij toont op zijn manier immateriële en onzichtbare psychische componenten van de mens  en geeft ze vorm.

Uit zelfbescherming hebben we de neiging om net deze gegevens voor anderen te verstoppen, of soms nog sterker, zelfs voor onszelf te ontkennen. Er hangt een taboe rond en er open over zijn maakt ons ook kwetsbaar.

De personages in zwarte, gestileerde plunjes, die Velter’s schilderijen bevolken, contrasteren sterk met het witte vacuüm dat hen omgeeft. Hun mond ontbreekt en hun ogen werden herleid tot blinde vlekken: lege oogholten of met tekstflarden bekleefde brilglazen. Hun onvermogen om te praten en te zien maakt hen contactgestoord. Communicatie bestaat op het meest basale niveau immers uit zenden en ontvangen, en die vaardigheden zijn hen fysiek ontnomen. Gevangen in hun autistische toestand slagen ze er enkel in ons een onverstaanbare amoebe aan emoties te presenteren of via een snede in hun arm angsten en verlangens te aderlaten.

De thematiek waarrond Velter reflecteert, hangt nauw samen met een gegeven uit zijn familiale context. De tekstfragmenten die in zijn beeldend werk opduiken, komen uit brieven geschreven door een autistische tante. Haar communicatiestoornis dreef haar ertoe om een eigen wereld te creëren door middel van brieven. Ze zijn geschreven in een persoonlijke codetaal die voor andere mensen onsamenhangend en onlogisch overkomt maar haar de mogelijkheid bood om op haar manier te communiceren. Het hermetisme van de brieven wendt Velter aan als metafoor voor het ontoegankelijke en vormt bovendien een parallel met de kunstwereld, waarin kunstenaars eveneens een eigen taal creëren om hun visie op de wereld vorm te geven.

Yves Velter

Pin It on Pinterest